maandag 25 oktober 2010

Seniorendagen: hersteltijd blijft noodzakelijk

In menig cao tref je ze nog aan . Extra vrije tijd (in uren en/of dagen) met het klimmen der jaren. Vaak vanaf 45 jaar en ouder. Hoe hoger de leeftijd, hoe meer extra vrije tijd. Of een variant daarvan: minder werken tegen nagenoeg dezelfde beloning als bij een full time dienstverband.

Het doel van deze extra vrije tijd berust op de gedachte dat het lichaam hersteltijd nodig heeft bij zwaar fysiek werk. Ouderen zouden daarbij meer hersteltijd nodig hebben dan jongeren. Een gedachte die voortkomt uit het beeld over ouderen en aansluit bij de levensfasen van een mens.

Het was een mooie afspraak. In eerste instantie geïntroduceerd bij bedrijven waar nog relatief veel fysieke arbeid was. Door het “haasje-over-effect” ook al snel als gewenste arbeidsvoorwaarde bij andere cao’s. Tevens sloot deze arbeidsvoorwaarde aan bij de verzorgingsgedachte uit de jaren 70 toen de verzorgingsstaat op zijn hoogtepunt was.

Met het voortschrijden van de techniek nam de fysieke arbeid steeds meer af. De dienstensector kwam op. Veel werkzaamheden gebeuren nu vanachter een computer. Darmee kwamen ook andere verschijnselen met hersteltijd in beeld. Stress, RSI, burn out, psychische klachten. Overigens, uitvalverschijnselen die niet meer gerelateerd waren aan specifiek oudere werknemers, maar binnen alle leeftijdsgroepen.

Ook de wetgeving bleef niet achter. Vanuit de ArboWet werden de eisen die aan werk, inrichting en organisatie van het werk alsmede aan allerlei hulpmiddelen/gereedschap werden gesteld, steeds strenger. Belasting en belastbaarheid van de functie in relatie tot de functionaris werd in beeld gebracht. Maar de extra vrije tijd van ouderen werd daarbij nog steeds als vanzelfsprekend ervaren.

Vanaf de jaren 90 komt er een kentering in het denken over collectiviteit, onderlinge solidariteit en draagt elkanders lasten. De betaalbaarheid van allerlei regelingen kwam ter discussie te staan. Het blijven “pamperen” van m.n. ouderen werd onderwerp van discussie.

Met de introductie van de Wet Gelijke Behandeling bij Leeftijd in 2004 worden de eerste discussies aan cao-tafels gevoerd of dergelijke voorkeursbehandelingen voor bepaalde groepen in een organisatie nog wel vallen te billijken.
Tevens bleek dat belasting en belastbaarheid sterk individueel bepaald waren en niet direct een koppeling vertoonden met de leeftijd.
Tenslotte bleek in de praktijk dat “seniorendagen” feitelijk niet werden opgenomen met het oog op herstel, als wel werden opgespaard om, samen met een reservoir aan vakantiedagen, voorafgaande aan een VUT-leeftijd van 62 jaar, zelfs nog een paar maanden eerder te kunnen uittreden.
De eens zo noodzakelijke gebruikswaarde van “seniorendagen” was gedevalueerd tot “ extra vakantiedagen” voor een korte periode, voorafgaande aan pre-pensioen. Doel en middel waren volstrekt uit elkaar gegroeid.

Thans zien we allerlei creatieve oplossingen aan cao-tafels voor de arbeidsvoorwaarde “seniorendagen”. Daarbij is de meest eenvoudige dat alle bestaande “seniorendagen” in een onderneming worden gekapitaliseerd om vervolgens om te slaan over alle werknemers in de vorm van een % verhoging van het loon. Andere varianten zijn afkopen, omzetting in een opleidingsbudget of als geld toevoegen aan een mobiliteitscentrum.

Daarmee is sprake van een proces van opkomst, groei en verval van “seniorendagen”, analoog aan de levensfasen van elk mens.

De vraag is echter opportuun of het afschaffen van “seniorendagen” wel zo verstandig is.
Ruimer gesteld: of het principe van “extra-vrije-tijd” voor herstel van het lichaam (en los van de leeftijd) inderdaad zijn gebruikswaarde heeft verloren. Nog scherper gesteld: of herstel van het lichaam nog wel een aandachtspunt is. Een aandachtspunt dat opzettelijke aandacht vereist.

In onze dagelijkse handel en wandel gaan we er zonder meer vanuit dat ons lichaam datgene blijft doen wat wij willen; 24 uur per dag 7 dagen in de week, jaar in, jaar uit.
Een eerste voorbeeld betreft ons werk-/gezinsleven. Vroeg opstaan want de kinderen moeten naar het kinderdagverblijf, de oppas-oma of -opa, of naar school. Gehaast naar het werk, wel of niet met fileleed. Aan het einde van de werkdag het proces in omgekeerde volgorde. Ook de late middag en vroege avond staan vol met afspraken van onszelf en onze kinderen. Om tenslotte op de bank nog snel even onze laatste mailberichten te checken.
En wanneer namen wij op de dag even de rust voor herstel van ons lichaam?

Een tweede voorbeeld betreft de gevolgen van de economische crisis. In de meeste organisaties staat één thema centraal: kostenbesparingen.
Vacatures worden vooralsnog niet meer opgevuld, het werk van zieke collega’s moet door anderen worden opgevangen, het management verwacht een nog iets hogere inzet om onze klanten te behouden en het gevaar van reorganisaties hangt van tijd tot tijd als een zwaard van Damocles boven ons hoofd.
En wanneer namen wij op de dag even de rust voor herstel van ons lichaam?

Een derde voorbeeld betreft de afschaffing van de VUT, de huidige discussie over de verhoging van de AOW-leeftijd alsmede de pensioenleeftijd als gevolg van de toenemende levensverwachting. De vraag van “hoe lang moet jij nog” wordt vervangen door de vraag “hoe lang houd ik dit tempo nog vol”.
En wanneer namen wij op de dag even de rust voor herstel van ons lichaam?

We kunnen nog even doorgaan: onze levensstijl, onze voortdurende bereikbaarheid, de vage grenzen tussen werk en privé, onze zorg om maar niet uit de boot te vallen t.o.v. collega’s, ouders van vriendjes of vriendinnetjes: alles behalve rust.

Ons lichaam heeft hersteltijd nodig, ongeacht onze leeftijd. We zijn geen machine, al gaan we daar wel stilzwijgend vanuit.
De discussie aan de cao-tafel over hersteltijd is er een die opzettelijk moet worden gevoerd.
Niet alleen in termen van levensstijl, maar ook met het oog op kosten en verantwoordelijkheden. Een kwestie van goed werknemer- en goed werkgeverschap.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten