woensdag 29 september 2010

Ontslag: tijd voor (gedwongen) bezinning

Ontslagen worden kun je vanuit meerdere invalshoeken bekijken. Meestal gaat het gesprek over de weg waarlangs; kantonrechter of UWV-Werkbedrijf. Vervolgens komen de financiën in beeld: wel/niet een zakje geld via de kantonrechtersformule. Of wel/niet een aanvulling op de WW door de werkgever.

Na de eerste schok en zorgen over de financiële gevolgen dringt zich de vraag op: “hoe nu verder”? En daarmee breekt een periode van (gedwongen) bezinning aan. Want je verliest niet alleen jouw baan, maar vaak ook een deel van jezelf. Voor veel werknemers geldt dat ze zichzelf volledig hebben geïdentificeerd met de functie die ze uitoefenen. Of het bedrijf waar ze hebben gewerkt. Ze waren iemand en telden mee in de samenleving.
Nu de functie is vervallen wordt ook de veel gestelde vraag “wat doe jij” een pijnlijke confrontatie met jezelf.

Werkloos zijn, in combinatie met de nodige afwijzingen op de gedane sollicitaties, vraagt veel van jezelf. Je eigen identiteit staat ter discussie. Je zelfvertrouwen neemt langzaam af. Vragen over de zin van het leven, wat heb je nu bereikt en waar kom je uiteindelijk terecht strijden om het hardst.

Bij elke afwijzing, verpakt in de gevleugelde woorden van: “uw profiel sluit niet geheel aan” op een overigens “verborgen profiel” in het hoofd van de selecteur, wordt een stukje van dat zelfvertrouwen afgebroken. Daarbij laten we het taboe op leeftijdsselectie maar even onbesproken.
Na een tiental afwijzingen raak je in gevecht met jezelf en moet je heel veel energie steken om “overeind te blijven”. Te blijven geloven in jezelf en vertrouwen hebben op een goede afloop.

Het kan ook niet uitblijven dat op enig moment de w-vraag wordt gesteld. “Waarom moet mij dit nu overkomen”? Het antwoord is overigens net zo ontluisterend: geen antwoord.

Toch heeft een periode van werkloosheid ook zijn positieve kanten. Het gaat er nu niet meer om wat je deed, maar feitelijk om wie je bent. Jouw eigen naam is niet zo maar een naam, maar krijgt betekenis door de persoon achter de naam. Een persoon die meer is dan de optelsom van een aantal vaardigheden, opgedaan tijdens het werk.

Maar ook een persoon die ervaart dat je altijd onderdeel blijft van een sociale gemeenschap.
Dat je afhankelijk bent van anderen; hetzij positief, hetzij negatief.
Dat de wereld om jou heen, jouw leefwereld, toch minder maakbaar is dan je wellicht had gedacht. Minder maakbaar betekent ook minder beheersbaar. Je hebt het niet meer volledig in eigen hand.

Heb je dat eenmaal ervaren, dan volgt ook de weg naar herstel. Opnieuw leren wie je bent en waar je voor staat zijn prachtige ervaringen. Het maakt je meer zelfbewust van je sterke en zwakke kanten.

Het is dit zelfbewustzijn dat je de weg wijst naar een nieuwe toekomst.

maandag 13 september 2010

Onderhandelen: meer dan wederzijds eigenbelang

De arbeidsvoorwaarden in een cao komen tot stand op basis van een onderhandelingsproces tussen werkgever en vakbonden. Het lijkt een jaarlijks ritueel, waarin vaak vooraf ferme standpunten worden ingenomen door vakbonden. Het verhogen van de lonen staat daarbij centraal.

Onderhandelen kan op vele manieren. Van confrontatie en actiemiddelen tot het geruisloos bereiken van een compromis in onderlinge harmonie.

Feitelijk is het onderhandelingsproces een complex fenomeen van allerlei psychologische processen. Sympathie en antipathie, verbaal geweld en ontspanning, overtuigen en emoties strijden om het hardst. Zowel in de onderlinge relaties tussen partijen als ook bij de onderhandelaars zelf.

Elke partij, werkgever en vakbond, dient in principe zijn eigen belang. Maar dat eigen belang wordt weer beperkt door het eigenbelang van de andere partij. Juist die wetenschap van de wederzijdse beperkingen voorkomt dat eigenbelang omslaat in egoïsme.

Tijdens het onderhandelingsproces houdt de andere partij ons steeds de spiegel voor. “Kijk eens wat je zegt en doet in relatie tot wat ik zeg en doe”. Dan wordt de spiegel tevens de norm die ik als partij hanteer. Die “verborgen norm” wordt daarmee de aanzet tot wederzijds zelfonderzoek. “Is het nog wel redelijk wat ik voorstel”? “Kom ik wel voldoende tegemoet aan de gevoeligheden van de andere partij”? “Heb ik het nu wel goed begrepen”?

Een misverstand is snel aan de orde. Dat heeft alleszins te maken met ons sterke verlangen om de ander te overtuigen met allerlei rationele argumenten. Mijn visie is de juiste; de ander ziet het verkeerd. Afwijken van datgene waar jezelf van overtuigd bent roept gevoelens van angst, van “afkeer” , van afwijzen op. Nog een kleine stap verder en je voelt je superieur aan de andere partij. Het begin van het einde.

Waarom roept dat afwijken toch zoveel reacties op? Dat heeft alles te maken met een belangrijke drijfveer van ons menselijk handelen: de vergelijking met de ander.
Juist die onderlinge vergelijking met de ander laat zien dat de mens in feite een sociaal wezen is. Alleen in het contact met de ander kun je jouw eigen gedrag spiegelen. Leer je de normen kennen die, hetzij openlijk, hetzij verborgen worden gehanteerd.

Vergelijking is een cruciale factor in een onderhandelingsproces. Beide partijen doen dat in ruime mate, voorafgaande aan het onderhandelingsproces. Werkgevers vergelijken hun inzet met werkgevers in andere ondernemingen of branches. Vakbonden vergelijken hun inzet met datgene wat ze reeds in bedrijven hebben bereikt en leggen de lat weer ietsje hoger.
En is elkaar “de spiegel” voorhouden niet hetzelfde als de ander dwingen om het vergelijkingsproces te activeren? Zowel naar inhoud als naar vorm? Om nog maar te zwijgen van het complexe proces van allerlei emoties die daarbij spelen.

Onderhandelen: meer dan wederzijds eigenbelang.